Jurjen Beumerlezing vraagt ons de mens te blijven zien
Jurjen Beumerlezing vraagt ons de mens te blijven zien
“Goedenavond allemaal”. Voor de zaal staat een gewone man in spijkerbroek. “Meestal als ik goedenavond zeg, hoor ik ‘Goedenavond’ terug. De zaal is gelijk wakker geschud: voor ons staat Mostafa Hilali, niet de luitenant-kolonel in militair tenue, maar een gewoon mens. Die met ons in gesprek wil.
Hij vertelt zijn levensverhaal als Amsterdamse jongen met Marokkaanse achtergrond. Nooit was hij zich bewust van dat laatste totdat hij een Nederlands meisje had en daarvoor elkaar geslagen werd door 4 jongens. “Er stonden 20 andere mensen omheen en die deden wat heel veel mensen meestal doen: helemaal niets.” Hij werd naar het ziekenhuis gebracht met onder andere een gebroken kaak, kon alleen nog drinken uit een rietje.
Boosheid
“Op het dieptepunt was ik zo boos,” zegt hij, “woedend.” Maar toen gaf de nachtzuster hem een kopje thee en een knuffel. Het zorgde ervoor dat zijn woede zakte en hij voelde: er zijn ook mensen zoals deze nachtzuster. Niet die 4 jongens die sloegen en niet die 20 die toekeken, maar die ene nachtzuster is waar het om gaat. Hij trouwde met het meisje waarvoor hij in elkaar geslagen was.
1870-1940-1998-2024
Hilali gaat af en we zien een oudere, sjofele man aan komen lopen met een lange jas. Misschien wel een gast van Stem in de Stad denkt verslaggever dezes een moment. De man praat niet, maar speelt zonder woorden dat hij wordt aangevallen. Hij heft zijn handen ten hemel en zegt sorry. ‘Sorry, sorry’, angst en verdriet in zijn ogen. Het is het bekende oorlogsbeeld dat we kennen van een onschuldige oude man. De man wordt een jongen en begint te vertellen. “Het is 1870, 1914, 1940, 1998 en misschien wel vandaag. Hij was een gewone jongen, maar kreeg een wapen in zijn handen gedrukt om te vechten.”
Er komt een speelster het toneel op. Ze danst. Danst dat ze wordt neergeschoten, dat ze de jongen is die moet vechten, dat ze zijn geliefde is, zijn vriend, hemzelf, zijn kind. Het is een indrukwekkend schouwspel waar we soms als zaal niet begrijpend naar kijken, maar het wel voelen. Uiteindelijk zitten de spelers samen op de tafel, hij en zij. Hij en zijn schaduw. Ze horen bij elkaar. Zij luistert naar zijn verhaal. En hij vertelt het.
Het verschil van kleine dingen
Mostafa Hilali komt weer op. Inmiddels volledig in het tenue van luitenant-kolonel. Hij heeft letterlijk veel strepen verdiend.
Hij vertelt over de oorlogen waar hij aan deelnam, de missies naar Bosnië, Irak, Afghanistan en Oekraïne. Hij zag er wat hij ‘narcism of minor differences’ is gaan noemen: het verschil van kleine dingen. “Je zegt niet meer: we zijn allebei mensen, maar je zegt: we zijn man en vrouw. Je zegt niet meer, we zijn allebei Amsterdamse jongens, maar jij bent moslim en ik niet, zoals na de moord op Theo van Gogh in 2004 gebeurde.”
Om dat tegen te gaan, om te een gepolariseerde samenleving tegen te gaan, is nieuwsgierigheid naar de ander de sleutel, zegt Hilali. “Niet, ik weet wie jij bent, maar: ik vraag wie jij bent.”
Pro mensen
Nieuwsgierigheid zorgt ook voor een zekere mate van kwetsbaarheid. Je gaat er niet vanuit dat je het weet. En dat is soms ontzettend moeilijk. Zeker als de omgeving het moeilijk maakt. Zo is het bijvoorbeeld veel gemakkelijker om online haatberichten te vinden dan berichten vanuit liefde. Het is veel gemakkelijker het journaal te halen met een haat dan met liefde. Maar toch is het wel het tegengif dat we zouden moeten spuiten in de samenleving. In plaats van mensen in hokjes te plaatsen, mensen vragen te stellen. In plaats van anti bepaalde groepen, pro mensen zijn.
Hilali sluit af met een verhaaltje:
Leerlingen vragen een meester: Als alle geloven goed zijn, wat is dan het ware geloof?
De meester zegt: Je stelt de verkeerde vraag. Je stelt eigenlijk de vraag: wat is de ware religie? En dat is iets anders dan geloof.
Dat leg ik je uit met licht. Stelt je hebt een brandende kaars. Diverse mensen van verschillende geloven zitten om de kaars heen. De kaars geeft letterlijk licht, waardoor je kunt zien, iedereen ziet hetzelfde, iedereen krijgt licht en daarmee inzicht. De kaars geeft ook warmte. Allemaal krijgen ze licht en warmte. Dat is geloof, dat is universeel.
Maar stel nu dat we om de kaars een mooie Arabische lamp zetten met allemaal gekleurde raampjes, waar het licht van de kaars doorheen schijnt: rood, groen, blauw, oranje.
Voor je het weet zitten alle mensen rond de kaars te bakkeleien: ‘Ik zie het licht blauw’, ‘Nee, ik zie het goed, het licht is oranje.’ Weer een ander ziet het licht groen. Bovendien missen de mensen die er zitten de warmte van de kaars, want die zit verborgen onder de kap van de lamp.
Mustafa: “Als we de verschillen benadrukken in ons geloof, onze overtuigingen, achtergrond en leven, raken we van elkaar vervreemd. Dus laten we nieuwsgierig naar de ander blijven, open, vanuit een geloof dat we allemaal mensen zijn.”
Zo besluit Mostafa Hilali de avond in de Waalse kerk. De militair die ons vraagt de mens te blijven zien. Het is bemoedigend in een wereld die steeds meer polariseert.
Jurjen Beumer
De lezing is een initiatief van Stem in de Stad en de Antonius Gemeenschap om verder te gaan met het gedachtegoed van Jurjen Beumer in deze tijd. Jurjen Beumer (1947 – 2013) was pastor-directeur én oprichter van Stem in de Stad, de Haarlemse stichting die zich inzet voor Haarlemmers die het moeilijk hebben en omkijkt naar kwetsbare mensen die in nood zijn.